Zijn de leerlingen geïnformeerd en gemotiveerd?

Leerlingen behalen een diploma door te leren op de werkvloer en op school. Er wordt onderzocht of de leerling de uitdagende leercombinatie aan kan door te kijken of de leerling arbeidsrijp is. Er zijn heel wat voorbeelden van screenings die aangepast kunnen worden aan de specifieke context van de school. Het is belangrijk om de resultaten uitgebreid te bespreken met de jongeren en het waarom te duiden zodat duidelijk is dat je heel wat skills moet hebben of ontwikkelen om deze opleiding te kunnen volgen. Ook wanneer blijkt dat ze onvoldoende arbeidsrijp zijn, is het belangrijk om met de jongeren te bespreken wat de volgende stappen kunnen zijn (vb. Ondersteuning Alternerend Leren – OAL).

Volta ontwikkelde een screeningstool Kazi die peilt naar de waarden, talenten en innerlijke drijfveren van de jongeren. Het is ook mogelijk om klasactiviteiten te organiseren rond talenten en kwaliteiten voor jongeren die een studiekeuze moeten maken. Dit voorbeeld biedt heel wat inspiratie.

Je kan een aantal bedrijven bezoeken waar mee samengewerkt wordt, mentoren naar de klas halen, een bedrijvenmarkt organiseren of infobeurzen bezoeken. Leerlingen moeten zich een beeld kunnen vormen van wat een bedrijf is en hoe werken verloopt.

Er moet gekeken worden naar welke leerlingen naar welk bedrijf kan en ook waarom. Kies je voor een groot bedrijf of net bewust voor een KMO, de bereikbaarheid, de mate van ondersteuning van het bedrijf uit: het is goed dat de matching bewust kan gebeuren in functie van een positief leerproces. 

De leerling moet vooraf weten in welk bedrijf deze terecht komt en hoe er gewerkt wordt. Het bedrijf, de leerkansen en verwachtingen moeten duidelijk zijn. De leerling moet duidelijke informatie hebben over hoe contacten verlopen binnen het bedrijf en de school; wanneer kan je voor bepaalde zaken bij wie terecht: ziekte, te laat, problemen met een leerproces, nood aan extra ondersteuning, …

De manier (wie, hoe en wanneer) van leren en evalueren moet helder zijn. De leerling moet weten hoe er bijgestuurd kan worden, wat de opties zijn en hoe het verder kan als het duale verhaal geen succes blijkt. De trajectbegeleider is de brug met de school en de mentor is de begeleider op de werkvloer.

Het is belangrijk om duaal leren bekend te maken bij alle leerlingen op de school om zo goed geïnformeerd te kunnen kiezen voor een duale richting. Maak duaal leren zichtbaar binnen de school vanaf het eerste jaar. Bovendien is het zoeken naar de juiste leerlingen niet gemakkelijk. Vaak is deze zoektocht gepersonaliseerd en gaat de trajectbegeleider (al dan besproken met de klassenraad) bepaalde leerlingen aanspreken om hen te vragen om een duale richting te overwegen.

Verder is het belangrijk dat de trajectbegeleider contact heeft met of les geeft in niet-duale klassen. Op deze manier kan de trajectbegeleider duale richtingen voorstellen in de niet-duale klassen en daarbij op vragen van de leerlingen te beantwoorden.